Katholiek gasthuis, hoek Skilpaed/Hobbemasingel, gesticht door Wytze van Camminga
Als Wytze van Camminga, tot de reformatie eigenaar van Osingastate, in 1607 in Osnabrück in ballingschap overlijdt geeft hij zijn erfgenamen de opdracht in Dronrijp een katholiek armhuis te bouwen met drie kamers voor oude mannen en drie kamers voor oude vrouwen. Door te bepalen dat drie kamers aan een katholiek en drie kamers aan een gereformeerde zouden worden toegewezen, wist het katholiek armbestuur het verbod op katholieke instellingen te omzeilen en kreeg Dronrijp een katholiek armengasthuis. De gevelsteen van dit armgasthuis is bewaard gebleven en is ingemetseld in het huis op de hoek van de Hobbemasingel en het Skilpaed, dat staat op de plek waar tot 1875 het armengasthuis stond. Toen moest het plaats maken voor een nieuwe school met bovenmeesterwoning. Op de gevelsteen staat de volgende tekst:
Voldoende aan het testament nagelaten door S. Wytzo van Cammingha hebben de edele gestrenge jonker en edele en voorname jonkvrouwen, te weten Jarich V. Liaukema en zijn vrouw Sjouck van Cammingha, Eernst van Elua en zijn vrouw Aelfke van Ockingha , Anna van Ockingha, weduwe van S. Joost van Eusum en Jarich van Ockinga samen met zijn vrouw Hylk van Ockinga in het jaar 1608 deze woning en akker laten bouwen tot onderhoud van drie arme weduwnaars en drie arme weduwen .
DE VOORZORG LEGT HET AF TEGEN HET NOODLOT
